Net zoals vele andere jochies heb ik zo’n beetje mijn hele jeugd (we hebben het dan over de jaren ’80 en begin jaren ’90) op voetbal gezeten. Ik geef meteen ruiterlijk toe dat ik een absoluut drama was met een bal (en zonder ook). Ik bivakkeerde steevast in de lagere elftallen van RKSV Brakkenstein en trainers wisten doorgaans niet wat ze met me aan moesten. Ik ben linksbenig, wat altijd even tot wat opwinding leidde bij een nieuwe trainer, totdat hij me daadwerkelijk met een bal bezig zag. Vervolgens werd ik doorgaans geposteerd op linksback of op linksbuiten, of een tijdje als voorstopper, totdat de algemene consensus bereikt werd dat ik de minste schade kon uitrichten op de linkshalf positie. Of op de reservebank, als er genoeg spelers voorhanden waren.
Toch had ook ik in mijn ontegenzeggelijk miserabele voetballoopbaan bijna een ‘Sjakie’s wondersloffen’ moment. Het gebeurde toen ik voetbalde in de A-jeugd (A1 zowaar! Toegegeven, niet vanwege mijn kwaliteiten, maar omdat Brakkenstein op dat moment simpelweg niet genoeg tieners op voorraad had voor een A2). We mochten een oefenwedstrijd spelen tegen de A-jeugd van NEC. De amateurtak, ongetwijfeld, maar in die dagen snapte ik dat soort onderscheid allemaal niet, dus wat ons betrof was het gewoon NEC. Zoals je je kunt voorstellen bleek het krachtsverschil pijnlijk groot en zo’n vijf minuten voor het einde keken we tegen een 0-11 achterstand aan. Ik was halverwege de tweede helft ingebracht op linksbuiten; onze trainer wilde mij ook wat minuten gunnen tegen NEC, want voor de stand maakte het verder toch geen zak meer uit. Ik compenseerde zoals gebruikelijk mijn gebrek aan balvaardigheid met blind gedraaf in een poging om mensen in de weg te lopen – of dat tegenstanders of medespelers waren was bijzaak – en op miraculeuze wijze onderschepte ik daarbij opeens de bal van een NEC-verdediger.
Lees meer