1910-1920

1910-1915: Moeilijke eerste jaren
Het nieuwe bestuur onder aanvoering van voorzitter Thomann had het niet makkelijk. Geld kwam amper binnen, want de leden kwamen niet bepaald uit het draagkrachtige deel van Nijmegen. Datzelfde gold ook voor de toeschouwers, waardoor ook de recettes tegen vielen. De vele verhuizingen hielpen daar natuurlijk ook niet bij. NEC had “gin rooie cent” en bijna werd dat de club in die tijd ook fataal.

Rond het jaar 1914 kreeg de club ook nog eens te maken met de mobilisatie. Nederland deed weliswaar niet mee in de Eerste Wereldoorlog (Nederland bleef neutraal), maar toch werden honderdduizenden uit voorzorg onder de wapenen gebracht. Een fatsoenlijk elftal het veld in sturen werd op deze manier wel heel moeilijk gemaakt.

Voetballend gezien ging het allemaal niet veel beter, hoewel het eerste jaar toch voor een stunt werd gezorgd. Een zwaar gehavend NEC, dat uiteindelijk in seizoen 1910-1911 vierde werd in de tweede klasse, moest het in de laatste wedstrijd opnemen tegen Robur et Velocitas uit Apeldoorn. Van het eerste elftal van NEC konden slechts 6 spelers meedoen. Toch won NEC met reservespelers in Apeldoorn met 1-0. Robur werd geen kampioen en verspeelde ook nog de tweede plaats die recht gaf op promotie. Veel supporters en spelers uit Apeldoorn hebben hier jarenlange trauma’s aan overgehouden. Sterker nog; er waren toen al rellen, want de spelers van NEC konden slechts onder politiebegeleiding vertrekken. Ook zo benieuwd hoe politiebegeleiding er in die tijd uit moet hebben gezien?

Het eerste bestuur, dat promotie naar de eerste klasse als ideaal had, zag zijn ideaal dus niet verwezenlijkt worden en daarom maakte het plaats voor een nieuw bestuur. Voorzitter Brouwers (oud- penningmeester) was nu degene die de kar ging trekken. De financiële zorgen waren prioriteit nummer één en die werden dan ook meteen aangepakt middels een grondige sanering. De contributie ging omhoog, van 3 naar 10 cent in de week, een flink bedrag in die tijd. Iedereen hielp mee zoveel mogelijk geld te besparen door de meeste klusjes zelf te doen. Zo knoopte voorzitter Brouwers zelf de doelnetten in die tijd, iets dat we ons nu echt niet meer kunnen voorstellen. Voetballend gezien ging het in het tweede jaar – seizoen 1911-1912 – iets beter, want NEC werd nu derde achter O.D.O. uit Arnhem en V.V.O uit Rozendaal.

Seizoen 1912-1913 was weer een rampjaar. Vanwege onduidelijke redenen moest NEC het speelveld achter Mariënboom verlaten. Er werd weer contact gezocht met de heer Selbach om weer terug te kunnen naar het terrein aan de Weurtseweg. Dat kon, maar het terrein was zo slecht, dat de eerste klachten van tegenstanders al snel bij de bond binnen kwamen, met als gevolg dat NEC de resterende thuiswedstrijden omgezet zag worden in uitwedstrijden. Een teleurstellende zesde plaats was het logische gevolg.

Ondanks alle inspanningen was het veld ook niet bespeelbaar voor seizoen 1913-1914 en dus moest NEC zich opnieuw terugtrekken uit de competitie. Hierdoor moest NEC aan het einde van het seizoen promotie-degradatie wedstrijden spelen tegen Hertog Hendrik uit Arnhem, Daventria uit Deventer en Zutphen. NEC werd derde en zo kwam NEC terecht in de Oostelijke afdeling E, de laagste klasse.

Ondertussen werd er een nieuw terrein gehuurd op de St. Annastraat bij de kruising met de Groenestraat, ongeveer op de plek waar nu de Texaco staat. Ook dit veld was zeer ongelijk, maar hier hadden de inspanningen van de leden wel succes, want het veld werd door de bond goedgekeurd.

Voor seizoen 1914-1915 werd het bestuur opnieuw gewijzigd. Oprichter August Lodenstijn nam de voorzittershamer weer over en zou die functie liefst 15 jaar gaan uitvoeren. Samen met de nieuwe penningmeester W. F. Slee kreeg de club twee sterke mensen aan het roer. Dat was hard nodig, want de ellende van de laatste jaren had er zelfs voor gezorgd dat er een commissie was opgericht tot behoud van NEC. Zo slecht stond de club er dus voor. Desondanks werd NEC dat jaar tweede in de competitie achter Theole.

1915-1920: Uit de nood, maar in de noodcompetitie
In de vier jaar durende mobilisatie bleek het handhaven van een echte competitie een moeilijke opgave. Daarom werd besloten om de tweede klasse Oost te verdelen in 3 competities. Op die manier ontstonden er dus een soort Schotse competities van slechts 5 clubs. Er waren maar vier thuiswedstrijden. Uiteraard werd er ook flink geoefend, waaronder, niet onbelangrijk, de wedstrijd tegen Quick, waarin de rood-groen-zwarten de elitaire stadsrivalen en gedoodverfde titelkandidaten met 3-1 versloegen. In de competitie van seizoen 1915-1916 eindigde NEC als tweede achter V.V.O.  Trouwens, over aanvallend voetbal gesproken: NEC speelde dit jaar in een 2-3-5 opstelling. Tja, en welke naam stond er bij de positie centrale spits: uiteraard Jansen. Overigens speelden er nog twee Jansen’s mee en waren er verder alleen maar “Nimweegse noamen” te ontdekken. Wat dacht je van Schouten, Sewalt en Wissink? Nimweegser ken hoast nie!

Het is niet origineel, maar in het volgende seizoen (1916-1917) eindigde NEC wederom op de tweede plaats, ditmaal achter Hertog Hendrik. Ook weer in een noodcompetitie, alleen dit keer niet met vijf teams, maar met zes. Opmerkelijker waren nog de behaalde uitslagen van oefenwedstrijden tegen eersteklassers: een gelijkspel tegen Xerxes uit Rotterdam (1-1) en een mooie overwinning (2-1) op de kampioen van de eerste klasse oost: Go Ahead. Maar goed, daar win je natuurlijk geen prijzen mee. Dat was wel het geval in het toernooi om de Gelderse voetbalbeker. Die trofee werd door NEC binnen gehaald, nadat het “Gelderse” Daventria met 6-3 verslagen werd.

Ondertussen was onze club flink gegroeid en in 1917 werd zelfs een jeugdafdeling opgericht. Het ging weer goed met de club! Helaas bleven de prestaties op het veld daar wat bij achter, want het seizoen 1917-1918 werd afgesloten met een vijfde plek. Er deden weliswaar acht teams mee, maar dan nog mocht men meer verwachten van de club.

Omdat het terrein aan de St Annastraat bestemd was voor woningbouw, moest de club  nog voor het seizoen 1918-1919 op zoek naar (hoe verrassend) een nieuw veld. Een beetje rekening houden met sportclubs was er in die tijd nog niet bij, dus het was, om het maar even plat te zeggen, oprotten geblazen voor NEC. Het was weer August Lodenstijn die de club, zoals zo vaak, wist te redden. Hij deed iets opmerkelijks: hij zocht namelijk contact met Quick! Die club had genoeg ruimte op sportpark De Hazenkamp en er was achter de tribune zelfs een stuk dat nog niet in gebruik was genomen. Lodenstijn vroeg of hij dat stuk kon huren en niet veel later waren Quick en NEC buren van elkaar geworden. Toch netjes van Quick dat zij meewerkten en dat werd door NEC ook zeker op prijs gesteld! Het was in ieder geval wel duidelijk dat het om een tijdelijke oplossing zou gaan.

Voetballend bleef het allemaal niet best. Weer werd NEC vijfde en een seizoen later (1919-1920) werd NEC zelfs voorlaatste met een zevende plaats.

Reageer via DTH Facebook of deel via social media of mail.