Internetwarriors trekken ten strijde

Het is druk op het feestje. Door een kluwe van hossende mensen zie ik ineens Patrick Pothuizen op mij af komen, een schuimend glas pils in zijn hand balancerend. “Jij schrijft columpies, he?” spreekt hij me met onverholen misprijzen aan, het woord ‘columpies’ (columNpjes? Columntjes? Iemand?) uitspuwend als ware het een kluwen regenwormen die per abuis in zijn bord spaghetti verzeild was geraakt. “Je vindt jezelf zeker wel een hele kerel, zo lekker veilig vanachter een computerschermpje je gal spuwend op spelers en bestuur. Denk je nou echt dat iemand daar beter van wordt? Wij lezen dat soort dingen ook, hoor.” Ik knik beschaamd en wil wat terugzeggen, maar het volgende moment bevind ik mij op de dansvloer met een bekende filmactrice, intiem schuifelend op het nummer ‘Rosie’ van Claw Boys Claw. De DJ blijkt niemand anders dan Wiljan Vloet, zijn priemende ogen staren mij beschuldigend aan. Ik schrik wakker.

Als dartele dertiger heb ik net als mijn generatiegenoten de razendsnelle opkomst van het internet in onze huiskamers vanaf het begin meegemaakt. Waar we eind jaren ’80, begin jaren ’90 nog afhankelijk waren van telefoons (nee, geen mobieltjes), de postbode en tape-trading (of floppy-swappie), daar wordt dezer dagen alles geup-, down-, of sideload, gegoogled, getwitterd en geMySpaced. Een recent onderzoek leerde mij dat in Nederland bijna driekwart van alle huishoudens een breedbandverbinding heeft. Informatie vloeit sneller dan ooit en iedereen gaat erin mee. Ook de Trouwe Honden hebben al enige tijd het papieren fanzine verruild voor een fraaie (ja toch?) website. Leve de vooruitgang met al haar zegeningen en gemakken.

Ga er als profvoetballer heden ten dage maar eens aan staan. Elke foute pass wordt onder de loep genomen en is niet alleen ‘s avonds op de diverse TV stations meermalen in herhaling te bewonderen, maar wordt voor het gemak ook op YouTube voor het nageslacht vastgelegd. En de forums, oh de menselijkheid, de forums! Tot in het meest banale detail worden spelers be- en veroordeeld, gewogen en te min bevonden, tot helden verheven en als demonen verketterd. Elke dag opnieuw.

Natuurlijk, kritiek op voetballers is iets van alle tijden. Vóór de hoogtijdagen van het internet kregen de heren NEC’ers ook van alles naar het hoofd geslingerd tijdens of na een slechte wedstrijd, en moesten ze geregeld de discussie aan met een boze supporter. Laten we het verleden niet mooier maken dan het is. Maar waren ze thuis, dan was het ook af. En een week later een goede pot op de mat leggen en je werd alweer op de schouders gehesen.

Dat is nu wel anders. Na elke wedstrijd stromen de commentaren op onze jongens hard en heet de diverse fansites en fora op. En daar blijven ze ook staan, dagen, weken, maanden. Een in het vuur van de nabeschouwingsbabbel neergetikte uiting van frustratie of verkapte doodsverwensing, die bij een herlezing na een paar uurtjes afkoeling wellicht zelfs door de plaatser zelf niet meer ondersteund wordt, blijft desalniettemin vrijelijk toegankelijk en leesbaar voor andere bezoekers. En spelers. Vanuit het comfort van de anonimiteit worden bij tijd en wijle berichten geplaatst waarvan geen enkele supporter het zich ook maar in het hoofd zou halen om zoiets rechtstreeks tegen een speler te zeggen. Diepte-analyses en weldoordachte teksten strijden zij aan zij met uit de onderbuik opgediepte cynische one-liners om aandacht en commentaar van medesupporters. Om argumenten kracht bij te zetten worden vergeelde TV-beelden of commentaren opgeduikeld die de meesten al lang vergeten waren, maar gelukkig valt er met een beetje googlen altijd wel een oude koe te vinden om in de forumsloot te mikken. En de lijdende voorwerpen kunnen weinig anders doen dan proberen hun ogen te sluiten voor alles wat er op internet over hen gezegd wordt, of hopen dat enkele erudiete veelposters zich achter hen scharen om hun eer te verdedigen.

Natuurlijk, spelers kunnen ook zelf een account aanmaken en zich vol overgave in de strijd mengen. En wie weet gebeurt dat ook wel, anonimiteit kent vele gezichten. Dat het tenminste één keer is gebeurd is menigeen wellicht bekend. Naar verluid trok Jhon van Beukering afgelopen zomer de stoute schoenen aan en tikte getergd van zich af. Het was slechts van korte duur. In tegenstelling tot bij een gesprek van man tot man, hoeft een internetgebruiker zich niet al te veel bezig te houden met vermoeiende zaken als fatsoenlijke omgangsnormen of luisteren naar wat anderen zeggen. Of het nu de echte Jhonny was of niet, binnen niet al te lange tijd was hij na wat overschreeuwd te zijn, kritiek op zijn spelling geincasseerd te hebben, en meermalen hetzelfde betoog naar zijn hoofd geslingerd te hebben gekregen, het blijkbaar beu en hing het toestenbord aan de wilgen.

Kritiek uiten is zoals ik al eerder zei van alle tijden, maar het is nog nooit zo gemakkelijk geweest als nu. De drempel is laag, de consequenties voor de vaak anonieme criticasters miniem. Doordat het element van de persoonlijke confrontatie verwijderd is, staan de daaraan verbonden fatsoensnormen plotseling op de tocht. Ook ontstaat er een zekere imbalans in de toonzetting van veel discussies. Immers, als dingen goed gaan voelen de meeste mensen zich niet geneigd om commentaar te leveren, dus de meeste reacties zullen zich onvermijdelijk richten op de negatieve aspecten. En dat is echt niet alleen vanwege het ‘typisch Nimweegs’ nuilen waar wij ons allemaal zo graag achter verbergen, want de Kakkerlakken, Ratten, Kruikezeikers, Joden en Boeren doen het net zo hard op hun sites.

En dus worden Babos en de zijnen bij voortduring blootgesteld aan een lading anoniem gespuwd gal, zonder een echte mogelijkheid om een weerwoord te kunnen laten klinken. Het hoort er dezer dagen blijkbaar allemaal bij. Eerlijk is eerlijk, het zijn veelal goedbetaalde jongens die in onze ogen het mooiste beroep ter wereld uitoefenen, en elke zichzelf respecterende club zorgt dat spelers een gedegen media-training ontvangen om met dit soort zaken om te kunnen gaan. Maar aangezien ook voor de voetbalwereld het internet een relatief nieuw fenomeen is, ligt het voor de hand dat het toch een aardige impact kan hebben op spelers. En dat ze nog niet echt weten hoe ze zich het beste kunnen wapenen tegen deze nieuwe uitlaatklep van voetbalminnend Nederland. Dit geldt zeker de jongens die net komen kijken, en die niet gemakkelijk om advies kunnen vragen bij ervaren medespelers over hoe met dit soort kritiek om te gaan, aangezien ouwe rotten als Pothuizen en Babos bij aanvang van hun carriere waarschijnlijk zelfs nog nooit van het begrip internet gehoord hadden.

Dus wat is wijsheid? Moeten spelers vermijden om dingen over zichzelf op internet te gaan nalezen, moeten supporters zich meer bewust gaan zijn van de mogelijke invloed van hun inderhaast getypte irritaties, moeten mensen met wat meer respect en doordachtheid hun mening proberen te verkondigen, moet er meer gemodereerd worden om overdadige negativiteit binnen de perken te houden?

Sorry, medesupporters, ik weet het ook niet. Sterker nog, ik ben me er terdege van bewust dat ik zelf flink mijn steentje bijdraag aan dit alles. Want ook ik laat vol enthousiasme mijn mening horen op de diverse forums, en ook ik schrijf wel eens stukjes waarvan sommigen van jullie wellicht zullen denken ‘nou nou, dat is wel erg hard aangezet’.

Waarom dan deze column, als ik zelf niet eens weet wat mijn punt eigenlijk is? Welnu, ik droomde onlangs dat ik op een feestje was en dat Patrick Pothuizen me de les kwam lezen. En sindsdien krijg ik zijn woorden niet meer uit mijn hoofd, want stiekem had hij volgens mij best wel een beetje gelijk. Dus toen ik wakker werd schreef ik dit alles meteen op een papiertje. Heel misschien dat iemand anders dit dan weer leest en de volgende keer dat hij of zij ergens een reactie geeft ook even terugdenkt aan de woorden van Potje. Dan hebben onze jongens alsnog hun weerwoord kunnen geven.

Mark

Reageer via DTH Facebook of deel via social media of mail.