Een ruwe diamant uit de eigen achtertuin

Vandaag in de Gelderlander.

Een ruwe diamant uit de eigen achtertuin
Geen zinnig mens zal nut en noodzaak van een deugdelijk scoutingapparaat bestrijden. Maar ondanks al het gesnuf­fel in binnen en buitenland blijken de mooiste bomen soms in je eigen achtertuin te groeien. Een gesprek met Joël Tshibamba, het jonge ta­lent van NEC.

Het had niet veel ge­scheeld of Joël Tshibam­ba had nu bij RKC Waalwijk gevoetbald. De jonge spits, op dat moment voetballend bij de amateurtak van NEC, kreeg een paar jaar geleden de kans om in de A1 van deWaal­wijkse club te gaan spelen. „Ik speelde bij NEC in de A2 en wilde per se naar de voetbalschool. Maar het duurde lang voor de club mij duidelijkheid gaf. Pas nadat ik aan­gaf dat ik naar RKC ging, lieten ze weten dat ze mij graag wilden hou­den. Daarmee stond ik ineens voor een lastige keuze. RKC speel­de eredivisie en gaf mij vertrou­wen, maar het betekende wel dat ik op kamers moest gaan wonen.

Na een positief gesprek met ( toen­malig jeugdcoördinator) Iddo Ro­scher en met mijn vader heb ik be­sloten toch bij NEC te blijven.” Een juiste keuze, zo is intussen wel gebleken. Joël Tshibamba maakte bij het hoogte juniorenteam van NEC een stormachtige ontwikkeling door en stroomde het afgelopen seizoen door naar het beloftenelf­tal van NEC. En ook bij de ploeg van coach Wim Rip groeide hij ge­staag door. „De eerste maanden speelde ik nauwelijks, omdat de jongens van het eerste moesten voetballen. Dat was vervelend. La­ter kreeg ik wel de kans. Dat ging best lekker. Ik pakte mijn doelpun­ten en assists mee en werd steeds sterker.”

De beloning voor die progressie bleef niet uit. Vlak voor de start van de play- offs hevelde Mario Been hem over naar de eerste se­lectie. „We speelden met Jong NEC tegen NAC, een wedstrijd waarin ik twee keer scoorde en een assist gaf. De volgende dag zei Wim Rip dat ik naar de andere kleedkamer moest. Ik dacht eerst dat hij me in de maling nam. Maar het was waar. Het had zelfs al in de krant gestaan, alleen had ik die nog niet gelezen.”

Begin mei mocht Tshibamba in de Nijmeegse hoofdmacht debuteren, in de wedstrijd tegen FC Gronin­gen. „ Een heel mooi moment. Al duurde het maar vijf minuten, je hebt toch een keer op eredivisieni­veau gespeeld. Dat pakken ze je nooit meer af.” Het was voor de jonge Congolees, al op zijn vierde naar Nederland gekomen, een voorlopig hoogte­punt nadat hij als jochie van ze­ven, acht op de onderste trede was begonnen.

Hij trapte zijn eerste balletje bij de F’jes van het Brabantse St.Hubert. Nadat zijn ouders naar Neer­bosch- Oost waren verhuisd, speel­de hij bij BlauwWit en bij Quick, alvorens hij op De Eendracht te­recht kwam. „Een paar vrienden van me speel­den in de B2 van NEC. Ze vroegen of ik geen zin had om ook bij NEC te gaan voetballen. Van trainer Fa­bian Krebbers mocht ik een keer­tje meetrainen en ik kon gelijk blij­ven. Fabian is door de jaren belang­rijk voor me geweest. Hij heeft me sterker gemaakt, vooral op men­taal gebied. Hij is ook degene ge­weest die ervoor gezorgd heeft dat ik op de voetbalschool terecht kon.”

Tshibamba zette elk jaar een stap­je omhoog en telkens bleek dat hij na een korte periode van gewen­ning dat hogere niveau goed aan­kon. De aanvaller is atletisch, snel, zoekt graag de diepte maar kan ook met de rug naar de goal spe­len. Daarnaast kan hij goed kop­pen. Mario Been is voorlopig dik tevreden over de ruwe diamant die hem in de schoot is geworpen. De aanvaller, nog altijd maar ne­gentien, moest aanvankelijk over­toeren maken om het niveau van de grote jongens bij te kunnen be­nen. „ Het tempo ligt een stuk ho­ger en het gaat er ook veel harder aan toe. Je moet niet vreemd opkij­ken als je af en toe een flinke schop krijgt. Bij Jong NEC liep ik op het laatst gewoon door de ver­dediging heen, maar iemand als Jo­nas Olsson laat dat echt niet gebeu­ren. Ik heb moeten leren harder te worden in de duels. Gelukkig gaat dat steeds beter.”

De volgende stap in de prille loop­baan van Tshibamba zal het vero­veren van een basisplaats zijn. Maar de Nijmegenaar beseft dat er nog een lange weg te gaan is voor het zo ver is. „ Ik zie mezelf als een centrumspits. Ik ben een bewegen­de speler, ik kan diep gaan of in de bal komen. Aan de zijkant sta je meestal stil, moet je wachten op die drie of vier acties die je in een helft kunt maken. Dat is mijn stijl niet” „Ik hoop dit seizoen zoveel moge­lijk minuten te pakken. Maar ik moet reëel zijn. Ik heb nog een hoop te leren en Jhonny van Beu­kering is met afstand eerste keus. Ik moet samen met Tim Janssen uitmaken wie zijn eerste vervan­ger is. Maar dat is een strijd die ik zeker niet uit de weg ga.”

Reageer via DTH Facebook of deel via social media of mail.