Vandaag in de Gelderlander een interview met de moeder van onze spelers, Tante Truus.
Voor de fans is het verboden terrein, en ook de pers wordt er meestal geweerd. Toch is het spelershome het hart van het Goffertstadion. Bij NEC wordt de huiskamer van de voetballers al meer dan dertig jaar bestierd door Truus van Lent.
Ze zegt het met een mengeling van trots en verlegenheid: „Ik heb nog nooit een wedstrijd van NEC gemist. Maar ik heb ook nog nooit een wedstrijd tot het einde uitgekeken. Zelfs die tegen Barcelona niet.” Truus van Lent, deze maand al 35 jaar als vrijwilliger in dienst bij de Nijmeegse club, kan nog steeds niet tegen de spanning die het kijken naar ‘ haar jongens’ met zich meebrengt. „Ik vind het echt verschrikkelijk. Als NEC op vrijdag voetbalt en de wedstrijd wordt uitgezonden, zit Jo in zijn eentje voor de tv en ga ik boven zitten. En samenvattingen kijk ik alleen als ze gewonnen hebben.” De thuiswedstrijden maakt ze uiteraard van dichtbij mee. „Maar lang hou ik het niet uit. Dan ga ik maar een eindje lopen door het stadion. Of ik ga een beetje zitten rommelen in de keuken. Maar ook in het spelershome hangt tegenwoordig een tv- toestel. Zoals overal in het stadion. Voor mij had dat niet gehoeven.”
Haar levenspartner Jo is in de loop der jaren wel gewend geraakt aan de ‘ kriebels’ van Truus. Net zo goed als hij heeft leren leven met het feit dat zijn wederhelft is uitgegroeid tot een bekende Nijmeegse. „ Als we naar de stad gaan, heeft ze al tien mensen gegroet voor we halverwege de eerste straat zijn. En op De Goffert is het ook voortdurend: ‘ Hoi Truus’. Mij zien ze niet staan. Maar dat vind ik niet zo erg, hoor. Ik kijk lekker naar het voetballen. En na afloop ga ik naar huis. Dan is Truus nog een paar uur aan het werk in het spelershome. Als NEC op zaterdag speelt wel tot een uur of half een.”
De zenuwen hebben Truus vanaf het prille begin, in de jaren zeventig, parten gespeeld als het om NEC ging. „Ik ging altijd met mijn eerste man kijken, maar als de wedstrijd eenmaal begonnen was, dan hield ik het niet meer. Dan ging ik onderaan de trap zitten, met mijn rug naar het veld, om maar niets te hoeven zien. Meneer Seegers, die toen in het bestuur van de amateurs zat, zei tegen me: ‘Ik snap niet dat jij een seizoenkaart heb gekocht’. Via hem ben ik als vrijwilliger begonnen. Dat was in april 1973.” Het moment waarop Truus werd opgenomen in de NEC-familie behoort tot de meest roemruchte in de clubgeschiedenis. Onder leiding vanWiel Coerver timmerde NEC indertijd flink aan de weg. Een paar weken na haar entree speelde de club zelfs in de bekerfinale tegen NAC, een duel waarvoor een groot deel van de Nijmeegse bevolking in een kilometerslange karavaan naar De Kuip trok. „Ik was net twee dagen uit het ziekenhuis, maar ik móest en zóu mee naar Rotterdam. Natuurlijk heb ik van de wedstrijd niet veel meegekregen.”
Tante Truus (zoals iedereen bij NEC haar kent) ging in eerste instantie in de perskamer aan de slag. Na twee jaar kreeg ze een transfer naar het spelershome. Daar zwaait ze nu dus al 33 jaar de scepter. „De eerste jaren zaten we in een houten barak op de plek waar nu De Eendracht staat. Het ging er primitief aan toe. Stond ik samen met mevrouw Kregting in een babybadje de koffiekopjes af te wassen. Als de spelers van Ajax na afloop binnenkwamen, deden we gauw de deur dicht, zo schaamden we ons.” „ Later kregen we een grote ruimte in het stadion waar doordeweeks rijexamens werden afgenomen. Een hoop meegemaakt, daar.
Mooie momenten, maar natuurlijk ook een paar degradaties. Dat laatste is trouwens allang niet meer gebeurd. Gelukkig maar. Voor de winterstop stonden we er slecht voor, maar ik zeg dan altijd tegen de jongens: ‘Het komt wel goed’. Net als Mario Been, haha.”
„ Ik heb het laatst uit zitten rekenen; ik heb in al die jaren achttien trainers meegemaakt. Wiel Coerver, Piet de Visser, Pim van der Meent, de laatste jaren Johan Neeskens en Mario Been. Welke trainer mij het dierbaarst is, kan ik niet zeggen. Ik kon met iedereen goed opschieten. En ook de spelers zijn me allemaal even lief. Al zijn er altijd wel een paar met wie je een speciale band krijgt. Vroeger Frans Janssen, Henk Grim, Jan Hoogendoorn en ToonWillemse, later jongens als Jack de Gier, Patrick Pothuizen en Marcel Koning. Wat een scheetje was dat. En Juan Viedma. Daar had ik zo’n band mee dat- ie me ‘ma’ noemde. Een fijn jong. Af en toe belt hij nog wel eens.”
„ De waardering van de jongens is voor mij de mooiste kant van mijn werk in het spelershome. En die band blijft bestaan, ook met jongens die al jaren geleden vertrokken zijn. Bij de laatste thuiswedstrijd tegen PSV kwam Mike Zonneveld mij zijn shirt brengen. Dat doet je toch wel iets.” „ Alleen afscheid nemen, dat kan ik niet. Ik zie er nu al enorm tegenop dat Muslu over een paar weken weggaat. Als het zo ver is, trek ik me stilletjes terug, anders weet ik zeker dat ik een potje begin te janken.”
Hoewel zij de pensioengerechtigde leeftijd allang bereikt heeft, is Truus (72) nog bijna dagelijks op De Goffert te vinden. In de weekeinden vertroetelt zij de selectie en de technische staf in het spelershome. Doordeweeks rijdt zij in haar eigen autootje de drie Duitse jeugdspelers van de voetbalschool van NEC op en neer naar Kleef. Hoe lang ze nog doorgaat? „Ik durf het niet te zeggen. Ooit zal er een moment komen dat het niet meer gaat. Maar ik kan het nog niet missen. Als ik nu zou stoppen, zou ik in een enorm gat vallen. Deze club betekent alles voor mij. Ik sta er mee op en ik ga er mee naar bed. Al die jaren ben ik nooit op familiebezoek geweest als NEC moest spelen. Gelukkig begrepen ze dat wel. Laatst zei ik tegen Patrick Pothuizen: ‘Als jij nou een jaar bijtekent, dan doe ik dat ook’. Dus voorlopig ga ik nog wel even door. Tenzij de club van mij af wil. Maar daar heb ik nog niemand over gehoord…”