‘Er is veel meer uit spelers te halen’

Leen Looyen (58) werkt al 25 jaar met volle overgave voor NEC. Clubliefde bestaat dus nog. De technisch directeur blikt terug op een tijdperk met prachtige hoogtepunten en tragische dieptepunten. Looyen doorspekt zijn verhaal met een aantal kostelijke anekdotes.


U viert uw 25-jarige jubileum bij NEC en dan gooien ze uw ruiten in.
‘Dat is het dieptepunt in mijn carrière. Het probleem is datje tegenwoordig niet alles kunt zeggen, omdat je als technisch directeur te veel mensen moet beschermen. Als ik roep dat een speler niet voor NEC wil spelen omdat hij het salaris van drie ton te weinig vindt, red ik mijn huid, maar is die jongen de pineut. Ik geef toe: eigenlijk zou ik opener willen communiceren naar supporters, maar dat kan in deze tijd af en toe gewoon niet. Ook in dit interview praat ik soms met een condoom om. Ik wil er verder weinig over zeggen, maar ik heb samen met voorzitter Hans van Delft het langst voor onze oude trainer Johan Neeskens gelegen. Sterker nog: ik ben er mede verantwoordelijk voor dat we vorig seizoen het contract van Johan met nog een jaar hebben verlengd. Toen het daarna echt niet meer ging en we afscheid van Neeskens moesten nemen, was ik degene die dat met Van Delft moest vertellen. Ik was toen niet op m’n sterkst, omdat ik het zelf ook twee keer heb meegemaakt en ik wist hoe Neeskens zich voelde. De boodschapper krijgt altijd de schuld, die werd bij de Romeinen al voor de leeuwen gegooid. Ik kreeg ervan langs in de media, niet de trainer. Ik kan het nooit winnen van 49 interlands. Ik weet dat het zo gaat, maar dat ze vervolgens mijn ruiten ingooien is inderdaad het dieptepunt in 25 jaar NEC. En toch blijf ik zeggen dat als je kijkt naar de selectie van NEC, we twee jaar lang veel te laag zijn geëindigd.’

Hebt u overwogen te stoppen?
‘Ik heb tot drie keer toe tegen Hans van Delft gezegd dat als het voor NEC het beste was dat ik zou vertrekken, hij me zonder problemen mocht ontslaan. Gooi me er maar uit, Hans, heb ik letterlijk gezegd. Als hij dat had gedaan waren we even goede vrienden geweest en was ik – net zoals Fritz Korbach destijds met Riemer van der Velde – gewoon met hem gaan vissen. Maar Hans was heel duidelijk. Hij wilde niet toegeven aan terreur en zei dat als ik zou gaan er nog zes man wilden opstappen. Dat zou de zaak veel meer schade berokkenen. Dus bleef ik.’


Een club waar supporters de ruiten van de technisch directeur ingooien lééft wel.
‘Dat heb ik mezelf ook voorgehouden: als er niets was gebeurd zou dat misschien nog veel slechter zijn. Ik keur het gedrag van die gasten die mijn ruiten hebben ingegooid niet goed, maar gelatenheid is pas echt funest. Dan is een club dood. NEC is van het volk, maar ik vind dat de club moet gaan zorgen dat het snel een eigen identiteit krijgt. De Graafschap zijn Superboeren, Sparta is traditie in Engelse stijl, SC Heerenveen heeft een eigen gezicht, Ajax is heel herkenbaar, iedereen weel dat geen woorden, maar daden bij Feyenoord hoort, maar wat is NEC? We hebben de laatste honderd jaar in zeventien verschillende shirts gespeeld. Nu hebben we dan een tenue waar we het voor de rest van ons leven mee gaan doen, maar zijn we op zoek naar een speel-wijze die echt bij de club past. Je hoort hier vaak dat supporters bloed, zweet en tranen willen zien, dus zijn we een speelstijl aan het ontwikkelen die daarbij aansluit.’

Hoe is uw liefde voor NEC ontstaan?
‘Ik was sportleraar en trainer van een van de KNVB-jeugdselecties en ging ’s middag altijd kijken bij de trainingen van NEC. Wiel Coerver was toen trainer. In die tijd stonden er niet veel mensen langs het trainingsveld, dus ik viel al snel op, vooral ook doordat ik veel aantekeningen maakte. Coerver wilde me wel hebben. Ik kwam in dienst als assistent, trainer van het tweede elftal en de A1. Het waren lange dagen. Ik begon ’s ochtends om half negen, was vervolgens de hele dag bezig met het eerste, trainde aan het einde van de middag het tweede en reed vervolgens nog naar een wedstrijdje in Groningen. In die tijd werd er nog echt gewerkt. In mijn eerste jaar had ik Jantje Peters bij de KNVB-selectie, dus die haalde ik meteen naar NEC. fan van Deinsen zag ik spelen in Zeist, waar hij figureerde voor een of andere cursus. Jan had een zo’n indianenbandje in zijn haar, maar je zag meteen dat-ie goed kon voetballen. Ik ben nog dezelfde avond naar zijn huis gereden in Tiel om te proberen Jan naar NEC te halen. Hij woonde aan de Meeslaan 1, ik weet het nog goed. Toen Jan terugkwam uit Zeist, had ik al een akkoord bereikt met zijn vader. Frans Janssen hebben we ook zomaar opgepikt, die is later goud waard gebleken voor NEC. Ik verdiende niet veel in die tijd, net iets meer dan sportleraar, maar ik vond het prachtig te mogen werken met Wiel Coerver. Dat deed ik tien keer liever dan met tegenzin voor een schoolklas staan met veel ongemotiveerde kinderen.’


Wiel Coerver, de vernieuwer.
‘Wiel is een selfmade man, heel inventief. Wij deden 35 jaar geleden bij NEC al aan krachttraining toen de meeste clubs nog niet eens wisten dat het bestond. Coerver ontwierp die apparaten zelf. Hij had een vriend die eigenaar was van een machinefabriek en hij maakte die apparaten voor Wiel. Revolutionair. We bouwden zelf een spelershome, want dat bestond toen ook nog niet. Coerver las altijd heel veel over sport en probeerde die informatie naar het voetbal te vertalen. We hebben de gekste dingen gedaan. Als hij wat verzon, had hij iemand nodig die het voor hem uitprobeerde. Gingen we darten of biljarten in het spelershome, maar Coerver was zo slim dat hij zelf eerst vier maanden had geoefend. Daarom won hij altijd en moest ik proeflopen in het Reichswald of met de racefiets de Zevenheuvelenweg op bij Groesbeek. Dat was ook weer zo’n idee van Wiel. Iedere speler van NEC moest zelf een racefiets kopen en daarmee maakten we dan lange tochten, met als gevolg dat ik op de Zevenheuvelenweg de nodige valpartijen heb gezien. Je kunt zeggen van Wiel Coerver wat je wilt, maar hij was zijn tijd ver vooruit. En een harde werker, hè. Tegenwoordig voelen veel trainers zichzelf filmsterren en maken ze zich ervanaf met één traininkje per dag. Coerver wist dat de basis voor successen wordt gelegd met hard werken. Ik heb ongelooflijk veel van die man geleerd, dingen waar ik nu als technisch directeur nog steeds veel aan heb.’


Wat?
‘Coerver trainde een linksbuiten anders dan een rechtsback, maar als je tegenwoordig kijkt doen de spelers bij de meeste clubs allemaal hetzelfde. Hoe kan je dan als individu beter worden? Ik zal wel weer als een schoolmeester worden afgeschilderd, maar ik vind de trainingen te veel van hetzelfde geworden, terwijl er zoveel meer uit spelers te halen is. Wij slaan door in tactiek, in plaats van te kijken naar de verbetering van het individu. Neem de krachttraining: vaak doen alle spelers hetzelfde, maar moet een centrale verdediger dezelfde oefeningen doen als een spits? En oudere spelers moeten anders en minder trainen dan de jongeren. Met individualisering is progressie te boeken, ook in relatie tot communicatie en persoonlijkheidsvorming. Op de scholen wordt niets meer aan sport gedaan. Als ik weleens langsloop zie ik ze sporten met een spijkerbroek aan en dat doet mij als voormalig sportleraar pijn aan de ogen. Die basis is verdwenen, dus daar moet je daar ook met je trainingen rekening mee houden. Dat proberen wij bij de voetbalschool van NEC te doen. Ook wij dachten eerst alleen maar in voetbaltrainingen, maar gaan ons programma aanpassen en kiezen voor meer individualisering: kijken wat een speler per positie nodig heeft. De links-buiten moet geen vijf, maar driehonderd voorzetten per dag geven en de rechtsback moet positioneel goed leren verdedigen. Als je zo wilt trainen, moeten voetballers een omslag in denken maken want er wordt veel meer van ze gevraagd. Ik heb ooit bij jullie in het blad geroepen dat je niet kunt leven als Richard Burton en presteren zoals Eddy Merckx. Voetballers moeten leren leven als topsporters en die mentaliteitsverandering gaat niet in een jaar. We hopen door samenwerkingsverbanden met clubs uit de Gouden Gids Divisie de doorstroming van eigen talent te bevorderen. Laat de beste jeugdspelers van die clubs bij ons trainen. Als ze goed zijn spelen ze voor NEC, de jongens die het net niet redden zijn voor die clubs welkome versterkingen. Spelers worden beter als ze met goede voetballers trainen en op die manier krikken we het niveau op. Ik zeg maar zo: Het is makkelijker autorijden in Zetten/Andelst dan in Mexico City. Kijk alleen al naar alle opleidingen: 37 clubs leiden spelers op en hoeveel halen het eerste elftal? De kans op doorstroming is groter als je de beste spelers bij elkaar zet. De clubs leiden nu vooral op voor de amateurs en dat kost alleen maar geld. Ik vind dat de opleidingen veel centraler moeten, het Franse model. En bovendien mogen we ook wel wat meer aandacht besteden aan mentaliteitstrainingen. Veel goede voetballers halen het niet omdat ze mentaal niet goed zijn.’

Mentaliteit is niet te trainen, dat heb je of niet.
‘Ben ik het niet mee eens, je kunt van voetballers best grotere persoonlijkheden maken. Mensen onthouden vijftien procent van wat ze horen, dertig procent van wat ze zien, 55 procent van wat ze horen én zien, maar – en nu komt het – 75 procent van wat ze zelf hebben bedacht. Dat is meteen het probleem. Voetballers vinden zichzelf beter dan ze in werkelijkheid zijn. Maar je kunt alleen beter worden als je je eigen tekortkomingen kent. Er bestaat geen reëel zelfbeeld. Dat is ook moeilijk, want die gasten krijgen nooit kritiek. Wij hebben bij NEC een aantal grote sponsors, jongens die helemaal gevuld zijn, die echt iets hebben gepresteerd in het bedrijfsleven, maar ze zijn als een kind zo blij als ze met een voetballer van NEC op de foto mogen. En dat terwijl ze zelf tachtig keer meer hebben gepresteerd. Met geld kun je twee dingen niet doen: je leven verlengen en talent kopen. Eigenlijk hadden die mannen liever zelf in dat stadion gespeeld, de aandacht gekregen van al die mensen. Als voetballers op die manier worden benaderd is het logisch dat ze zichzelf zo goed vinden. Je hebt positieve en negatieve faalangst. Je ziet het bij penalty’s, ik kan zien aan de manier waarop iemand naar de stip loopt of hij raak schiet of mist. Ik had vroeger een speler die zichzelf fantastisch vond, maar daardoor was hij niet te coachen. Het lag altijd aan een ander. Aan de andere kant heeft zo’n type me wel een keer geholpen. Want als je denkt dat de fout niet bij jou ligt, speel je nooit slecht. Een spits die een kans mist en denkt dat het zijn schuld is, mist ook de keren daarna. Ik weet nog dat wij een keer een wedstrijd móesten winnen om in de eredivisie te blijven en we vijf minuten voor tijd bij een 2-2 stand een penalty kregen. Ik zag de jongens die ‘m moesten nemen zich al een beetje verstoppen, maar die ene jongen keek vragend naar de bank. Ik knikte en hij schoot die bal zonder problemen binnen. Dat is een voordeel, maar verder heb je niets aan dat soort types. Daar scouten wij dus op bij NEC. Een trainer is er om spelers meer persoonlijkheid te geven, door ze te laten nadenken over voetbal. Dat heet situatief coachen. Waarom doe je dit? Wat doen we als zij zo en zo spelen? Waarom gaat dit fout? Dwingen tot nadenken, zó word je een persoonlijkheid. Cees Lok is een trainer die op die manier meer uit spelers haalt. In een ideale wereld heeft NEC twaalf spelers in de eerste selectie die we zelf hebben opgeleid en zelf hebben leren meedenken. Dat is ons streven.’



U zit meer dan 35 jaar in het vak en in die tijd heeft u de voetballerij enorm zien veranderen. Is het er leuker op geworden?
‘De voetballerij is een afspiegeling van de maatschappij dus leuker? Nee. Ik kende vroeger de supporters allemaal. Die jongens sloegen me een keer op m’n schouder, of elkaar op hun bek, maar er was altijd respect. Nu gooien ze de ruiten bij me in. Tegenwoordig is de combinatie van alcohol en drugs hét probleem. Het voetbalvandalisme waar iedereen het over heeft bestaat helemaal niet. Het is gewóón vandalisme, want als we stoppen met voetballen schoppen ze wel ergens anders rotzooi. De politici hebben zelf alle normen en waarden naar de kloten geholpen in de normale maatschappij, maar ze willen nu wel de clubs laten betalen voor de veiligheid in de stadions. Ze mogen juist blij zijn dat het voetbal bestaat, zo kanaliseren we het vandalisme en weten we in ieder geval wie het zijn en waar het gebeurt. Wij zouden een premie moeten krijgen, maar als dank moeten we betalen. Weet je hoeveel clubs betalen aan veiligheids-voorwaarden? We betalen meer dan de overheid. Alles wordt beter dankzij het voetbal, de economie voorop, maar op deze manier krijgen we stank voor dank. Het is waanzinnig. Natuurlijk is er in 35 jaar ook veel verbeterd: de stadions, de faciliteiten, maar romantischer is het er niet op geworden. Wij trainden vroeger op de Goffertwei tussen de hondenstront en maakten voetballers beter. Let wel: ik zeg niet dat alles vroeger beter was, het voetbal zeker niet. Mijn vader zei ooit dat er vroeger beter werd gespeeld, maar als ik dan een foto zag van een wedstrijd om het kampioenschap van Nederland waarop de links-buiten van Eindhoven gehurkt op een bal zat te wachten, wist ik dat dat ook wel meeviel. De clubs zijn wel veranderd, bedrijven geworden, hoewel je ze natuurlijk nooit kunt vergelijken met een echt bedrijf. Waar verdienen de werknemers op de werkvloer meer dan de raad van commissarissen? In welk bedrijf ben je voor meer dan vijftig procent afhankelijk van vrijwilligers? Waar spelen emoties zó’n belangrijke rol? Welk bedrijf staat zo onder invloed van pers en publieke opinie? En waar heb je zoveel verschillende stakeholders?. Daarom is het de laatste 25 jaar zo slecht gegaan bij veel clubs: omdat al die snelle jongens dachten dat ze een voetbalclub op dezelfde manier konden leiden als een normaal bedrijf. Iedere keer willen ze het wiel weer uitvinden en maken ze dezelfde fouten als hun voorgangers. Dat heeft geleid tot oneerlijke concurrentie. Veel clubs die op sterven na dood zijn worden gesubsidieerd door de overheid, terwijl anderen helemaal niets krijgen. Als je kijkt naar de bedrijfsnormen waren veel clubs natuurlijk allang failliet geweest.’


Zoals Vitesse, bijvoorbeeld.
‘Dat vind ik dan weer een slecht voorbeeld.’


U heeft als clubman van NEC nog wel in Arnhem gewerkt.
‘Dat kon toen, ik werd er bij de bakker en de slager oprecht mee gefeliciteerd. Als ik die overstap nu zou maken gooien ze niet alleen mijn ruiten in, maar steken ze het hele huis is brand. Mijn ontslag bij Vitesse is wel een mooie anekdote. Toen ik daar trainer was ging het heel slecht, er was geen geld en we stonden onderaan in de eerste divisie. In de winterstop van mijn laatste seizoen kreeg ik een speler erbij die jarenlang voor Vitesse had gespeeld, maar die op zijn 24ste was gestopt en daarna een fortuin had vergaard. Die jongen speelde daarna nog een paar jaar voor een amateurclub, tot Vitesse hem terugvroeg. De club haalde met die speler meteen een goede sponsor binnen, maar ik was niet van plan mijn elftal aan te passen. Het bestuur vond dat ik een plek in het elftal moest creëren voor die jongen, want wat bleek; hij stond garant voor de salarissen die de club nog niet had overgemaakt. Ik weigerde en de volgende wedstrijd verloren we uit bij FC Twente. Toen wist ik hoe laat het was. ’s Nachts kreeg ik een telefoontje van een bevriend bestuurslid die zei dat ik de volgende dag een absurd hoge afkoopsom moest vragen. Ze hebben er geen kloten verstand van hoe het werkt, zei hij. De externe financiers – onder wie dus die speler die ik niet wilde opstellen – moesten mij betalen. Dus ik de volgende dag naar Nieuw Monnikkenhuize en inderdaad, de club wilde van me af. Ik zei dat het ze geld ging kosten, noemde een idioot hoog bedrag en vroeg of ze me wilden excuseren, dan kon ik in de trainerskamer mijn spullen ophalen. In mijn kantoortje zette ik meteen de telefoon op de speaker en kon zo horen hoe het bestuur belde met de mannen die mijn afkoopsom moesten betalen. “Donder-straal hem er maar uit”, hoorde ik, “we moeten die lul zo snel mogelijk afkopen” en ze gingen akkoord met mijn voorwaarden. Het leuke is dat ik er later ook nog vakantiegeld over heb ontvangen. Ach, ik heb honderden van dat soort anekdotes, maar die bewaar ik.’


Voor uw boek?
‘Dat ben ik wel van plan, ja. Ik heb heel veel herinneringen opgeschreven. De voetballerij is net is je dienstplicht: je onthoudt alleen maar de leuke dingen. Ik heb een mooie carrière gehad, ben drie keer teruggevraagd door NEC, heb FC Groningen een jaartje in de eredivisie gehouden, terwijl het Nieuwsblad van het Noorden liever Arie Haan had gezien en mij vanaf de eerste werkdag heeft geslacht. Ik heb in het buitenland gewerkt bij Sankt Gallen, ben bij Emmen en NAC trainer geweest en was de eerste coach van RKC Waalwijk in het betaalde voetbal. Ik heb dat elftal toen samengesteld met Piet Kipping en in het eerste jaar in de eerste divisie werden we meteen bijna kampioen. Bij RKC kon alles, er was altijd wel een potje geld te vinden en ik heb nooit gevraagd hoe ze eraan kwamen. Dat werd later wel duidelijk, toen de FIOD op bezoek kwam. Ik weet zeker dat ik een prachtig boek ga schrijven, maar ik wacht er toch nog even mee. Er zijn nog te veel mensen in leven en die wil ik liever niet tegen het zere been stoten. Daar héb je het weer: ben ik toch weer bezig met het beschermen van anderen.’

Reageer via DTH Facebook of deel via social media of mail.