Tumba glimlacht de problemen van zich af

Van NEC mag hij al anderhalf jaar vertrekken. Zijn zaakwaarnemer loopt met hem te koop. Zico Tumba wordt er ’n beetje moe van, maar blijft vrolijk: “Of ik het moeilijk heb? Jongen, ik kom uit Congo. Dáár weten de mensen pas wat moeilijk is.”

In huize Tumba is het een zoete inval. De bescheiden Nijmeegse woning waarin de NEC’er onder meer met zijn dochtertje woont, is geregeld dichtbevolkt. “Je wil niet weten hoeveel talen hier binnen gesproken worden”, grijnst Tumba. “Frans, Nederlands, Portugees, af en toe een Afrikaanse taal. Wie al die mensen zijn? Vrienden. Of noem het familie. Want in Afrika beschouw je goede vrienden vaak als familie. Gezellig toch?”

Het is maar goed voor Tumba dat zijn thuisbasis hem vertier biedt, want goed beschouwd valt er bij NEC voor de 26-jarige Congolees al maanden geen ingrediënt voor een goed humeur te ontdekken. Met een rugzak vol verwachtingen toog Zico Tumba in de zomer van 2001 van De Graafschap naar NEC. Een halfjaar later kwam de onheilstijding: hij mocht alweer vertrekken. Maar anno 2003 is Tumba nog altijd bankzitter in De Goffert en wel één van het soort dat – zoals zondag tegen Feyenoord – meestal verdienstelijk invalt.

“Natuurlijk is het in Nijmegen niet geworden wat ik en de club ervan hadden verwacht. Maar ik heb mijn rol al lang geaccepteerd. Ik zal wel moeten. Het is ook helemaal niet moeilijk om mezelf te blijven motiveren. Als ik in mag vallen, geef ik alles. Zodat ze mij in elk geval niets kunnen verwijten.”

FC Dordrecht, FC Wil, Shanyang FC, De Graafschap. Zomaar een greep uit de clubs waarbij de naam Tumba afgelopen jaar meer dan serieus viel. Over die ploegen en het verhaal dat zijn zaakwaarnemer hem slechts voor goed geld aan het buitenland zou willen slijten, wil Tumba niet te veel woorden vuilmaken.

“De huidige situatie is voor niemand echt fijn. Niet voor mij. En niet voor de club. Als het aan mij ligt, blijf ik gewoon bij NEC. Natuurlijk weet je het nooit zeker in de voetballerij, maar ik wil mijn contract uitdienen. Ik heb trouwens nog ‘het geluk’ dat ik bij NEC af en toe in mag vallen”, zo doelt Tumba op de twee vrienden die hij aan zijn NEC-periode overhield; Adilson dos Santos en Mike Owusu werden in De Goffert bijna steevast naar de tribune verbannen. “Zij hadden het soms écht moeilijk. Ik heb veel met ze daarover gepraat. Maar ja, wat moet je op een gegeven moment nog tegen ze zeggen?”

Zico Tumba wekt zelf overigens geen moment de indruk gebukt te gaan onder het ‘bankzitterschap’. De Afrikaan heeft zichtbaar plezier in het leven, zal niet snel zijn van nature opgewekte humeur verliezen. Met de regelmaat van de klok verschijnt dan ook een aanstekelijke grijns rond zijn lippen. “Het leven is toch mooi? Of niet soms? Er zijn mensen die het veel slechter hebben dan ik. Ik hoef me niet, zoals in Congo, zorgen te maken over de vraag: ‘heb ik vandaag wel voldoende te eten?’ Ik ben een bevoorrecht mens.”

In gedachten verkeert Zico Tumba nog geregeld in Congo, het land dat hij op elfjarige leeftijd op voorspraak van zijn vader verruilde voor het Franse Clermont-Ferrand. “Ik was jong, sprak nog geen Frans en mijn moeder bleef in Congo achter. Een moeilijke periode.”

Toch paste de jonge Tumba zich opmerkelijk snel aan. Vooral omdat hij – ter afleiding – eindelijk de sport ontdekte waarin zijn vader in Congo ooit was uitgegroeid tot een nationale held. “Wat bijna niemand in Nederland weet, is dat mijn vader in 1974 met het toenmalige Zaïre deelnam aan het WK in Duitsland. Hij is er nog altijd trots op, terecht, al was het niet echt een succes.”

Er verschijnt opnieuw een brede grijns op Tumba’s gelaat. “Dat WK was voor de ploeg meer een soort van leuke vakantie. Ze verloren van Brazilië en van Schotland. Tegen Joegoslavië werd het zelfs 9-0. Mijn vader zegt er altijd bij dat hij tijdens die wedstrijd gelukkig op de bank zat. Het is puur toeval hoor, maar mijn vader was ook spits en droeg net als ik het rugnummer 20. Hij was trouwens een vele betere voetballer dan ik. Hij woont nu in een dorpje vlakbij Parijs. Ik bel ‘m vaak. Ja, de KPN heeft een goede aan me.”

Tumba heeft het nog niet gezegd of de telefoon rinkelt. Hij schakelt direct over van Nederlands in onverstaanbaar Afrikaans. Na vijf minuten hangt hij de hoorn op. “Sorry, maar dat was mijn zus. Zij woont nog in Congo. Net als de meeste leden van mijn familie. En de familie Tumba is gróót. Voor Nederlandse begrippen bijna een dorp. Gezinnen van tien kinderen zijn standaard in Congo. Wat dat betreft lig ik een beetje achter op schema. Ik heb pas één dochter. Ik moet snel wat meer gaan oefenen.”

Opnieuw volgt die aanstekelijke lach van de man die via het Franse FC Metz en Mulhouse in 1998 neerstreek bij De Graafschap. “Een mooie club, met warme, lieve mensen. Wat me direct opviel in Nederland? Dat veertienjarigen al bier drinken als water. En de toon die kinderen hier soms aanslaan tegen hun ouders. Het eerste dat je als kind in Congo leert is respect voor je ouders. Ik hoefde vroeger echt geen grote mond op te zetten tegen mijn vader. Eigenlijk haal ik dat nog steeds niet in mijn hoofd.”

Een terugkeer naar Congo zat er voor Tumba sinds zijn vertrek in 1987 niet in. “Nee, ik ben er nooit meer geweest. Ik heb in de tussentijd nog wél drie interlands voor mijn geboorteland gespeeld, maar daarna ben ik uit beeld geraakt. Het was ook een tijdje niet gunstig om terug te gaan naar Congo, maar nu is het daar politiek rustig. Ik ben echt van plan om er over niet al te lange tijd eens heen te gaan. Het lijkt me ook leuk om ook weer eens voor Congo uit te mogen komen.”

Al is een rentree als international voor Tumba momenteel allerminst prioriteit nummer één: “Ik moet eerst een club zien te vinden voor volgend seizoen. Ik hoop op Nederland of Frankrijk. Al zal dat niet eens zo heel eenvoudig worden. Financieel is er bij de meeste clubs nauwelijks nog iets mogelijk. Afgelopen seizoen gingen vier clubs in Nederland al bijna failliet. In Nederland! Hoe slecht moeten andere voetballanden er dan wel niet voorstaan. Ik ga er niet vanuit, maar mocht het na dit seizoen afgelopen zijn voor me, dan ga ik toch gewoon iets anders doen? Over de dag van morgen heb ik me nog nooit zorgen gemaakt. Geloof me, dat heeft geen enkele zin.”


Bron: De Gelderlander

Reageer via DTH Facebook of deel via social media of mail.