Jan Peters: NEC-er van de eeuw

Door de jaren heen hebben Groesbekers vaak een belangrijke rol gespeeld bij NEC. Eerder werden in de Goffertkreet al Frans Janssen en Henk Grim onder de loep genomen. Deze keer komt de belangrijkste -tevens NEC-er van de eeuw – aan bod: Jan Peters, voorheen Jantje.


Hij meldde zich als zeventienjarige bij het stadion voor zijn debuut in het eerste en werd naar de afdeling ballenjongens gestuurd. ‘Je moet naar beneden toe, vertelden ze mij. Ze dachten dat ik een dolletje maakte. Ik zei: ja, maar ik moet voetballen. Je kunt me nog meer vertellen, was de reactie. Maar je kunt je voorstellen dat ik nog maar een jungske was.’ Ruim vijfjaar later is hij uitgegroeid tot man, die ook in Oranje weet te schitteren. Jan, man, man, what a goals! koppen de Engelse kranten, nadat hij met twee doelpunten de uitvinders van het moderne voetbal op het heilige gras van Wembley voor aap heeft gezet. Niet veel later vertrekt hij naar AZ ’67 waar een kampioensploeg in opbouw is. De club zet in 1981 de kroon op het werk met een perfect seizoen en een landstitel. Het verval zet snel daarna in en Peters vertrekt naar Italië, om Genua en Atalanta Bergamo te dienen.


In Nijmegen besluit hij daarna zijn profcarrière en plakt er een paar jaar achteraan bij amateurs van De Treffers, in Groesbeek. Daar pakt hij nog een landskampioenschap mee, een prachtige afronding van een schitterende loopbaan. Tegenwoordig traint Jan het tweede elftal van TOP Oss. Wij spraken hem op een maandagochtend in april van dit jaar in het rustieke Stationszicht, met uitzicht op het stationsplein van Nijmegen.


Moeilijk
“Ik was vijftien of zestien jaar en speelde in het eerste van Germania. Leen Looijen was toentertijd trainer bij SCE in Nijmegen. We waren allebei derdeklasser en hebben twee keer tegen elkaar gespeeld. Toen werd hij assistent bij Wiel Coerver en trainer van het tweede en vroeg of ik bij NEC wilde gaan spelen. Datzelfde jaar ben ik bij NEC begonnen. Er kwam een groep jonge gasten, dat was een nieuw idee, die met het eerste gingen meetrainen. Jan van Deinsen, Roy Baeten, Jos Peeters. Ik had geen contract, ik was amateur. Er was een vergoeding, ik meen dat het 403 gulden in de maand was. Jan van Deinsen had wel een contract en zat bij de selectie van het eerste. Ik zat in principe bij de selectie van het tweede. Maar we trainden toen bijna allemaal overdag. Dat was vrij uniek, want ik praat nu over bijna dertig jaar terug.”


Zo vanzelfsprekend als de doorbraak van de 31-voudig international naar het hoogste niveau achteraf lijkt, was het bepaald niet. “Kijk, in het begin, je komt van een derdeklas amateur af en dan ga je van twee keer trainen naar tien keer trainen in een week. Coerver was een man die enorm veel van ons eiste en wij waren enorm leergierig. Maar ik had een moeilijke periode in het tweede. Ik was niet direct een uitblinker, want ik was toen fysiek niet één van de sterksten. Maar toen kwam er door blessures een plaats vrij in het eerste en kreeg ik het vertrouwen van Wiel Coerver. In de eredivisie ging het direct veel beter. Waarom, dat weet ik niet precies. Maar goed, je speelt met betere kwaliteiten en daar kwam ik toch beter tot mijn recht. Dat was voor mij natuurlijk positief. En je moet het geluk hebben, dat geldt ook voor die jonge gasten nu, dat er een trainer is die jou het vertrouwen geeft. Was dat vertrouwen er toen niet geweest, dan weet je natuurlijk nooit waar het eindigt.”


Lieveling
Al direct tijdens zijn debuut, op 14 november 1971 thuis tegen FC Groningen, steelt Jantje de harten van het publiek. Hij speelt met lef, is technisch zeer vaardig en heeft een goeie pass in de benen. Wanneer hij na een uur het veld verlaat, laat het publiek met boegeroep luidruchtig zijn afkeuring blijken over de wissel. “Het was een begrijpelijke wissel want ik was total-loss. Het was een wissel om mij te beschermen, maar de mensen dachten dat het een wissel was omdat ik slecht was. Dat is nu nog in het voetbal. De mensen op de tribune begrijpen vaak niet waarom er gewisseld wordt. En ik was zo jong, dan hebben ze natuurlijk een beetje sympathie voor je.”
De sympathie bleef en groeide in de loop der jaren uit tot grote bewondering en enthousiasme. Jantje Peters werd de speler waar alles om draaide bij NEC. Ook landelijk kreeg hij veel aandacht. Zonder onderdrijving kan worden gesteld dat hij in die jaren, in het kielzog van de grote generatie met Cruijff en Van Hanegem, als hèt grote talent van Nederland werd beschouwd. Ajax, Feyenoord en Anderlecht streden om hem. In 1974 tekent hij -negentien jaar oud-zelfs bij Ajax, maar dokter Rolink keurt hem af op zijn knie. Ook met Anderlecht is hij bijna rond, tenminste… “Het bestuur van NEC belde. Ze hadden goede zaken gedaan met de mensen van Anderlecht en wachtten op mij en mijn vader. De champagne stond al klaar en het was allemaal geweldig. Er was nog iets met financiën en we wisten niet goed hoe we steeds van Groesbeek naar Brussel moesten komen, drie uur onderweg. Mijn vader blies het toen af. Meneer Bekeffy, een voetbalmakelaar die ertussen zat, zag een behoorlijke som geld door zijn neus geboord gaan. Dus hij bood mijn vader een auto aan, een Mercedes waarmee hij zich iedere week op en neer kon laten rijden. Als ik maar zou tekenen bij Anderlecht. Toen zei mijn vader: ‘Al geef je me een helicopter, onze Jan die git nie.’ Hij was enorm geïrriteerd doordat de club hem in een feeststemming opbelde, terwijl wij er nog niet uit waren. Dat was een enorme domper voor club.”


Jarenlang is het een terugkerend ritueel, waarbij het niet zozeer de vraag is of Jan vertrekt maar eerder waar hij naartoe gaat. Al die jaren blijft hij NEC echter trouw en groeit uit tot de grote held van het Nijmeegse publiek. Terwijl NEC in de eerste divisie bivakkeert, maakt hij zijn entree in het Nederlands elftal, als invaller in de eerste wedstrijd na de WK-finale in München. Zijn elfde interland in NEC-dienst speelt hij tweeënhalfjaar later, op Wembley tegen Engeland terwijl NEC net boven de rode streep in de eredivisie staat. Het zal zijn laatste als NEC-er zijn, maar ook zijn meest spectaculaire. Met twee doelpunten van Jan Peters wordt Engeland naar een vrij zeldzame nederlaag op eigen terrein gespeeld. “Wembley daar speel je niet elke dag en het liep toen als een trein. We speelden een fantastische wedstrijd, wonnen met 2-0 en ik schoot toevallig die ballen erin. Het was maar een vriendschappelijke wedstrijd, maar er werd zóveel aandacht aan besteed. Ik wist toen ook niet wat er gebeurde, het had een enorme impact. Kwam je thuis, kreeg je bloemen thuisgestuurd. Iedereen was laaiend enthousiast. Ik denk bij mijn eigen, wat is dit allemaal? Ik vond het leuk maar had geen tijd om er bij stil te staan, want twee dagen later speelden we alweer tegen Go Ahead.”
Die wedstrijd leverde een overwinning op, maar pas op de laatste speeldag wordt degradatie voorkomen, door tegen kampioen Ajax op een schappelijke 0-0 uit te komen. Het rampzalige seizoen 1976-I977 onder Hans Croon is voorlopig het laatste voor Peters, die naar AZ vertrekt.


AZ
Vanaf het midden van de jaren zeventig bouwen in Alkmaar de gebroeders Molenaar met veel geld aan een topclub. De aankoop van Jan Peters past in dat plaatje. Al zeer ervaren en toch nog maar 23 jaar, komt hij met Willem van Hanegem op een middenveld te spelen. Hij wilde alles winnen. Hij had toen een clubje waarmee hij spellen deed, toentertijd was dat geloof ik Risk. Dan zaten ze tot vijf uur te Risken, want dan had Willem een keer verloren en moesten ze net zo lang doorgaan totdat Willem weer won. Maar dat is wel de mentaliteit. Ik vond het wel eens kinderachtig. Ik had dat niet zo in het extreme als Willem. Bij een topclub als AZ was winnen normaal. Bij NEC was het elke keer als je won juichen, springen. En bij AZ won je met 5-1 en kreeg kritiek: d’r had veel meer ingezeten. Wat is dit voor gelul, dacht ik dan. Verliezen was dodelijk.”


Verliezen deed AZ steeds minder. Af en toe ging het nog mis, vooral in de wedstrijden tegen de ‘kleinere’ ploegen werden soms knullig punten weggegeven. Zoals in mei 1980, toen jan Lohman NEC naar een 1-0 overwinning schoot in de laatste wedstrijd van het seizoen. NEC redde zich weer eens op het nippertje, AZ werd net geen kampioen. In het seizoen daarna waren de Alkmaarders echter ongenaakbaar. “Wij speelden toen eigenlijk zo perfect, dat het werd afgeschilderd als voorspelbaar. Later zeiden mensen als Cruijff en Keizer dat AZ toen bijna op het niveau van het grote Ajax speelde. Maar wij hadden toen weinig tegenstand. Ajax, Feyenoord en PSV speelden we gewoon van de mat af. Dus toen waren we ineens de kampioen van de zwakken. Maar wij waren toen echt zo goed, dat we eigenlijk zelf niet beseften hoe goed we waren. We hadden de eerste tien wedstrijden 20 punten, trouwens de eerste twintig wedstrijden haalden we 39 punten. In de elfde wedstrijd speelden we gelijk tegen Twente, die scoorden in de laatste minuut 1-1. Ik heb dat seizoen niet één keer verloren. Ik was toevallig geschorst tegen Ajax thuis, dat was zes wedstrijden voor het einde, toen verloren we met 2-1. Dertig wedstrijden gespeeld, nooit verloren. Ik heb toen ook nooit de indruk gehad dat we zouden verliezen, dat was ook zo gek.”


Italië
Nog één seizoen blijft Jan Peters in Alkmaar en vertrekt dan naar Italië. Hij zal drie jaar bij Genua en één jaar bij Atalanta Bergamo doorbrengen. Na het bijna perfecte voetbal van AZ een hele overstap. “Ik heb in Italië bij clubs gespeeld, dat waren het Volendam van Serie A. Je speelde daar 80,90% onder druk, het was allemaal kunst en vliegwerk. In onze tijd was het catenaccio, het is nu wat minder, maar wij hadden er wel een handje van om de zaak dicht te metselen. Met Genua streden we tegen degradatie en in het tweede jaar gebeurde dat ook; in het derde jaar speelden we Serie B. Ik ging in een tijd dat er nog niet zoveel buitenlanders waren. Krol speelde bij Napoli en Van de Korput in Turijn. Dan ging er eentje in je broekzak zitten en die stond daar te hijgen, nou joh, daar werd je misselijk van, die gekke Italianen. En schoppen en slaan. Ik ben nooit één van de liefste geweest, maar daar heb ik heel wat moeten incasseren en ik heb ook heel wat uitgedeeld. Ik heb er wat koekies uitgedeeld. Ik laat me een beetje door een Italiaan…”
Qua voetbal was het voor Peters dus afzien, maar hij heeft er een mooie tijd gehad. “Het was prachtig. Daar heb je nou echt het idee: je begint met zijn allen aan een seizoen en je weet, we gaan het schip op en het kan zinken, maar iedereen werkt er zó hard voor En dan die emotie, alhoewel ja… Ik heb zo vaak in een deuk gelegen, want ja… Ik kon me daar helemaal niet druk om maken. Hoe die mensen daar mee omgaan, prachtig. Eerlijk waar, prachtig. En gek jongen, die lui. Dat was abnormaal. En dan de derby. Vanavond speelt Sampdoria weer tegen Genua. Een slachtpartij. De eerste derby die ik speelde: negen gele en twee rode kaarten. Dat was gewoon overleven, dat had niks met voetbal te maken. En niet verliezen, hè. Die wedstrijd verliezen telde veel zwaarder dan vijf andere wedstrijden achter elkaar verliezen. Ik heb het gelukkig nooit meegemaakt, alle vier mijn derby’s eindigden gelijk. Het was de strijd tussen het rijke Sampdoria en Genua, de club van de havenarbeiders. Als wij thuis speelden zaten er tienduizend van die gekke Sampdorianen de tegenstander aan te moedigen. Maar ja, dat hield je wel scherp, hè. Wij speelden met een gemiddelde van 47000 mensen en waren gewoon het Volendam van de eredivisie.”


Back home
Na de periode bij Genua speelt Jan Peters nog één seizoen bij Atalanta Bergamo op het hoogste niveau in Italië. Dan keert hij –in 1986- terug naar waar het allemaal begon. De bijna-subtopper van begin jaren zeventig is een armlastige eerstedivisionist geworden. “Achteraf kun je zeggen: aan de ene kant vond ik het wel leuk om nog meegemaakt te hebben, maar in feite had ik misschien een beter afscheid verdiend. NEC was toen een club die bijna dood was. Er zat helemaal niks in, het was allemaal met krabben en bijten. Financieel was het niks en in de organisatie klopten ook een heleboel dingen niet. Het was een huis waar ze vergeten waren het dak op te zetten, zoiets. We verloren kansloos van amateur-club DWV voor de beker. Ik wil maar aangeven dat het niveau toen niet al te hoog was. Ik moet eerlijk zeggen, dat ik toch blij ben dat ik daar bij ben geweest. We gingen flink door de stront heen hè, als je met 0-3 verliest in de eerste bekerronde. Prettig vond ik het niet, maar ik vond het aan de andere kant toch leuk. Ik heb mezelf altijd voorgehouden, trouwens dat kreeg ik van mijn vader mee: als het goed gaat is het prima, maar als het slecht gaat moetje ook altijd proberen voorop te lopen in de zin van je niet terugtrekken. Er heeft nooit mij iemand kunnen betrappen, als er eens wedstrijd slecht liep of als er een keer met stront gegooid werd, dat ik dan niet thuis was. Of dat ik er niet was, want ik ben er altijd bij geweest. En dat vind ik voor mezelf ook een hoogtepunt, dat je ook de dieptepunten hebt meegemaakt. Ik heb spelers meegemaakt, die vonden het wel genoeg als het 2-0 was. Dan was er weer een spiertje wat opspeelde en dat was dan twee dagen daarna weer genezen. Zo heeft iedereen zijn eigen ideeën. Het klinkt misschien gek, maar ik vind al mijn dieptepunten ook wel hoogtepunten, want soms moet ik er nog wel smakelijk om lachen.”


Positief
Het NEC van 2000 is weer heel anders dan het NEC van 1971 of 1986. “Jarenlang was het, waar je ook kwam, als je met mensen op straat sprak: ‘NEC, da wordt nooit niks’. Maar nu: ‘ja, da kumt wel in orde’. Ze zien dat er een voorzitter is die zegt: ik ga dingen aanpakken, er komen nieuwe spelers, een nieuw stadion en dan zie ik dat terug in de werkelijkheid. Dan denk je: dat is er niet eentje die luchtkastelen bouwt. Hij maakt het waar. Natuurlijk wordt het steeds moeilijker, want de verlangens worden ook steeds groter. Maar ik moet zeggen, er is in ieder geval een positieve tendens bij NEC. Als NEC tien jaar terug in dezelfde situatie had gezeten als dit seizoen, dan waren er al veel rare dingen gebeurd. En nu is iedereen positief. Ik kom door heel Nederland heen, iedereen praat positief over NEC. Terwijl het sportief gezien de laatste anderhalfjaar ver beneden het niveau is. Tijdens de thuiswedstrijd tegen Fortuna (1-2) moest ik commentaar geven voor Canal+, ik vond het een ramp. Er waren dan wel blessures en schorsingen, maar er stond toch een elftal met volwaardige eredivisiespelers. Dat zou vroeger wel anders geweest zijn. Tegen Willem II was het qua inzet beter, maar qua voetbal heb ik bijna niks gezien. Alleen twee acties van Arno Arts. Maar de mensen zijn er zo blij om, net als tegen Fortuna was dit ook niks maar valt het resultaat mee. Ze stonden op de banken, de mensen. Maar buiten het voetbal om, waarvan ik overtuigd ben dat dat weer beter gaat, heeft NEC nu natuurlijk de financiële mogelijkheden.”


Jan Peters moet ’s middags nog de jeugd van Top Oss trainen. Kijkt geregeld op zijn horloge. Maar heeft zoveel plezier in het vertellen over zijn aanvaringen met de sponsors van De Treffers, over het gebrek aan inzet bij Renfurm en over zijn onbetaalde rol als psychiater voor die jonge jongens van Top Oss, dat ie die middag beslist te laat moet zijn gekomen op de training.


Marc Schramm en Michel Gunsing


De Goffertkreet, juni 2000

Reageer via DTH Facebook of deel via social media of mail.