Bondscoach Cor Pot noemt hem liefkozend ‘The killer’. Jeugdinternational Rutger Worm geldt als een van de voornaamste NEC – beloftes. Maar blessureleed stelt vooralsnog zijn geduld op de proef. “Ik weet zeker dat ik het kan redden.”
Er gaat geen dag voorbij of Rutger Worm staart vanuit zijn bed naar een trofee die hij ooit in een stampvolle Arena van de KNVB kreeg uitgereikt. “Het was in de rust van het duel om de Johan Cruijff Schaal. Ik werd uitgeroepen tot beste B-speler van de eredivisie”, zegt Rutger Worm met gepaste trots.
Die erkenning leverde de inmiddels achttienjarige aanvaller c.q. middenvelder direct ook buiten De Goffert het predikaat ‘uitzonderlijk talent’ op. Afgelopen zomer werd hij als A-junior zelfs al aan NEC’s eerste selectie toegevoegd. Toch bleef het de voorbije zes maanden vooral stil rondom de geboren Nijmegenaar. Een knieblessure en andere fysiek ongemak hielden Worm op de tribune. Het einde van een lange revalidatie lijkt nu bijna in zicht. “Ik ben een vrolijke jongen. Maar als ik terugdenk aan mijn knieblessure, stemt me dat niet echt gelukkig. Het heeft veel geduld gekost en het is soms ook best frustrerend om te zien hoe andere jongens van Jong NEC warm mogen lopen of in mogen vallen bij het eerste elftal. Dan denk ik wel eens: shit, daar had ook Rutger Worm kunnen lopen. Mensen hebben vaak tegen me gezegd dat ik geduld moet hebben, dat ik nog jong ben. Klopt allemaal, maar deze periode lijkt bij uitstek een periode waarin er bij NEC kansen liggen voor aanvallend ingestelde spelers. Je zou bijna denken: als er ooit een kans komt, dan is dat nu”, zo doelt Worm op het chronische spitsentekort momenteel op De Goffert.
Rutger Worm is een gezellige spraakwaterval. Waar jonge talenten tijdens het allereerste interview van hun loopbaan doorgaans opzichtig zoeken naar de juiste woorden, gaat Rutger Worm er eens lekker voor zitten. “Ik ben een beetje een lefgozertje”, zo erkent Worm. “Ik zeg altijd: zonder lef kom je nergens. Ik ben ook vaak een drukke jongen. Grote mond, klein hartje, zeggen ze wel eens. Nu ik deel uitmaak van de eerste selectie word ik door de andere, ervaren jongens wel eens op mijn plaats gezet. En dat is maar goed ook. Krijg ik in de kleedkamer een kledingstuk van Patrick Pothuizen naar mijn hoofd toegeworpen of roept Dennis Gentenaar een keer: ‘Hé Worm, doe eens rustig’. Daar leer ik alleen maar van.”
In een seizoen waarin NEC A1 wekelijks tegen degradatie moet strijden, bewaart de Nijmeegse club zijn belangrijkste troef uit die leeftijdscategorie voor het grotere werk. Twee weken geleden maakte Worm zijn rentree bij Jong NEC tegen de reserves van TOP Oss. Hij overtuigde, maar zakte ook door zijn enkel. “En tegen Jong Dordrecht gebeurde vervolgens exact hetzelfde met de andere enkel. Misschien ben ik momenteel iets te gretig. Ik merk dat er mensen zijn die nu al vinden dat ik een breekbare jongen ben, maar ik durf te wedden dat ik dat niet ben. Eigenlijk heb ik tot mijn knieblessure nooit last gehad van echte kwetsuren.”
“Toen technisch directeur Leen Looyen me een tijdje terug in zijn kantoor riep en zei: ‘We willen je toevoegen aan de eerste selectie’, was ik dolgelukkig. Ik heb meteen nieuwe voetbalschoenen gekocht. Ik ben blij dat de club in me gelooft, maar NEC wil natuurlijk ook wat zien. En dat is er al een tijd niet meer van gekomen.”
Rutger Worm, van 1 februari 1986, is een rasechte Nijmegenaar. Op het pleintje achter zijn ouderlijk huis in De Kluijskamp – ‘Ik slaap op de kamer waar ik ooit ben geboren’ – en bij voetbalclub Quick was al snel duidelijk dat in Worm een begenadigd talent verscholen ging. “Ik was in die tijd best een ratje. Ik vond het als jochie mooi als ik mensen kon laten zien hoe vaak ik de bal hoog kon houden. Misschien dat niet iedereen dit even leuk vindt om te horen, maar ik heb ook nog even bij Vitesse gevoetbald. Daar kreeg ik te horen dat ik ‘niet aan de Vitesse-norm’ voldeed.”
Bij NEC bewees Worm al snel het tegendeel. Het leverde hem meermalen een uitnodiging op vanuit Zeist. “Thuis heb ik wel vijf mappen die gevuld zijn met brieven en krantenknipsels. Mijn ouders houden die keurig bij. Onvergetelijk was vooral mijn eerste internationale reis met Oranje tot zeventien jaar. We speelden een toernooi in Litouwen. Ik had in mijn leven nog nooit gevlogen. De eerste wedstrijd begon ik als reserve, maar tegen San Marino en Litouwen stond ik in de basis. Ik scoorde in totaal tweemaal. En het mooiste van alles vond ik nog dat mijn vader op de tribune zat. Hij durft niet te vliegen, maar was met de auto gekomen.”
Ook een reis naar Roemenië was memorabel. “Ik was ziek, moest overgeven in het vliegtuig, maar wilde per se mee. Nou, dat hebben we geweten. Ik heb een coach en ploeggenoot Dielke van Eeuwijk aangestoken. Een uitnodiging van Oranje sla je nu eenmaal niet zomaar af. Ik wilde zó graag laten zien wat ik kon. ”
Dit seizoen is Worm er op gebrand om NEC van zijn kwaliteiten te overtuigen. “Ik weet zeker dat ik het kan redden bij deze club. Als ik op mijn fiets naar De Goffert rijd, denk ik wel eens: Rutger, je bent een bevoorrecht mens. Ik ben trouwens vandaag met de auto gekomen. Ik heb woensdag mijn rijbewijs gehaald. Ja, ik moest mijn vader wel even overtuigen dat het verstandig was om zijn auto aan mij mee te geven.”
Bron: De Gelderlander