Begin jaren negentig maakte hij één seizoen deel uit van de selectie van NEC, dat toen nog in de eerste divisie speelde. Precies tien jaar later keert Gert – Jan Barten in Nijmegen terug bij eersteklasser Hatert.
Het is donderdagavond kwart over zes. In de kantine van SV Hatert staan twee mannen te tafeltennissen. Terwijl de meeste voetballers van Hatert nog thuis aan tafel zitten, doden trainer Wilco Klop en speler Gert-Jan Barten de tijd met een fanatiek potje pingpong. Het is geen uitzondering dat de twee als eersten op de training aanwezig zijn. Klop en Barten zijn collega’s en rijden na het werk vanuit het kantoor in Huissen samen rechtstreeks naar Nijmegen.
“Ik ben manager en Klop is boekhouder”, legt de in Zutphen woonachtige Barten uit. “Hij moet ervoor zorgen dat ik iedere maand netjes mijn geld krijg.”
De twee collega’s kennen elkaar al jarenlang. Barten en Klop voetbalden een seizoen of acht samen bij Rheden. In totaal speelde de nieuwe aanwinst van Hatert vanaf zijn jeugd maar liefst 28 jaar bij de voormalige hoofdklasser.
Tussendoor beleefde Barten twee avonturen als profvoetballer. In 1988 debuteerde hij op zijn achttiende in de eerste divisie bij De Graafschap. In twee seizoenen bracht hij het tot 21 wedstrijden in de hoofdmacht van trainer Pim Verbeek.
“Ik dacht dat er een grote toekomst voor me lag, maar toen kwam Simon Kistemaker”, mijmert de voormalige linksbuiten. “Hij hield vooral van jongens die er stevig tegenaan gaan. Ik ben meer een technische voetballer.”
Noodgedwongen keerde Barten in 1990 terug bij Rheden. Daar zou hij een seizoen later een topjaar beleven. “We werden kampioen bij de zondagamateurs, wonnen in de beker met 4-0 van FC Zwolle en met 2-1 van FC Twente. Door VVV werden we uitgeschakeld na penalty’s met 12-11. Anders hadden we in de kwartfinale tegen Sparta gestaan. Het was het beste jaar van Rheden ooit. De finales om het algeheel kampioenschap tegen Quick Boys heb ik gemist omdat ik met het Nederlands amateurelftal naar Nieuw-Zeeland was, maar dat was ook een schitterende ervaring.”
Barten had zich opnieuw in de kijker gespeeld. De profclubs stonden in de rij.
“Ik kon naar Vitesse, NEC of FC Twente. Bij Vitesse had ik Arjan Vermeulen eruit moeten spelen en dat was toch een gevestigde naam. Bij NEC had ik een goed gesprek met Jan Pruijn. Ik was nog jong en het leek me wel wat. Ze hadden een goed team met spelers als Chris van der Weerden en Kees van Wonderen.”
De echte doorbraak in De Goffert bleef echter uit. Aan het eind van het seizoen hield Barten het weer voor gezien.
“Ik heb een keer of elf in de basis gestaan en viel een keer of zeven in. Pruijn had een vast elftal in gedachten met gevestigde namen als Paymans en Van Wanrooij. Ik kon wel voor twee jaar bijtekenen, maar het was financieel niet aantrekkelijk. We kwamen er niet uit. Ik kon beter weer bij de amateurs gaan voetballen en werken, zodat je maatschappelijk wat kon opbouwen. Je kunt niet eeuwig blijven proberen om in het betaald-voetbal te slagen. Ik kwam blijkbaar toch iets tekort. Voetbaltechnisch kon ik het wel aan, maar mentaal minder. Ik heb er geen spijt van en heb nu een leuke baan.”
Berouw heeft Barten wel over zijn overgang in 1993 van NEC naar SC Kleve “Het Duitse voetbal vond ik helemaal niks, alleen maar lopen en weinig voetbal. De trainer had het altijd alleen maar over kämpfen.”
Barten keerde andermaal terug bij Rheden, om daar na twee jaar weer te verkassen na een meningsverschil met trainer Karel Hiddink. Hij speelde een jaartje bij vierdeklasser Veluwezoom, waar zijn vader secretaris was. Weer volgde een jaar bij Rheden, dat inmiddels uit de eerste klasse was gedegradeerd en Hiddink had ontslagen. Bij Babberich kon Barten een jaar later weer in de hoofdklasse terecht.
“Ik heb er niet veel gespeeld. Had nog een schorsing van zeven wedstrijden staan omdat ik bij Rheden de bal tegen het achterwerk van de scheidsrechter had geschoten. Daarna kreeg ik een blindedarmontsteking en een abces waardoor ik vier weken in het ziekenhuis lag en tien kilo was afgevallen.”
De afgelopen drie seizoenen speelde Barten bij De Bataven.
“Ik nam mijn maatje Michael Ensingh mee. In de laatste wedstrijd speelde Babberich tegen Bataven, dat moest winnen om niet te degraderen. Bataven won met 0-4. Ensingh heeft ze nog een beetje geholpen door een paar ballen naast te schieten. Ik was er zelf niet bij. Omdat ik weg zou gaan, was ik bij Babberich niet meer welkom net als Marino Pusic, die naar De Treffers zou gaan.”
“Het lijkt zo alsof je lastig bent, maar dat ben ik helemaal niet. Ik heb wel eens een confrontatie met een trainer, maar als je het ergens niet mee eens bent, kun je dat beter zeggen. Als-ie daar niet mee om kan gaan, is dat zijn probleem. Voor mijn ploeggenoten ben ik nooit lastig geweest.”
Met De Bataven won Barten de districtsbeker door in de finale HSC’21 te verslaan en was hij de eerste twee seizoenen clubtopscorer. “Ik nam alle penalty’s en vrije trappen. Ja, ik heb wel een vrij goede trap.”
Het afgelopen seizoen ging grotendeels aan hem voorbij door een gebroken scheenbeen. Het gebeurde in de voorbereiding tijdens een oefenpotje tegen Rood Wit.
“Het was vorig jaar precies op mijn verjaardag, op 15 augustus. Die laatste man van Rood Wit kwam elke keer vervelend met gestrekt been in. Toen wilde ik hem terugpakken en dat pakte verkeerd uit. Ik heb nog een dag gewerkt, maar het been bleef dik. Gelukkig was het een mooie breuk. In oktober ben ik weer begonnen, maar na een paar wedstrijden kreeg ik last van harde kuiten en in de winterstop een spierscheuring. Ik heb alleen aan het eind van het seizoen nog wat wedstrijden gespeeld.”
Na tien jaar hoofdklasse doet de onlangs 34 jaar geworden middenvelder een stapje terug bij Hatert. “Zutphen ligt niet naast de deur, maar de doorslag gaf dat er in de eerste klasse een stuk of acht ploegen uit de regio komen. Bij Bataven moest ik eerst naar Gendt en dan bijvoorbeeld met de bus naar Appingedam. Op een gegeven moment heb je dat wel gezien. Uit tegen DCS ben ik er nu in een kwartiertje. Qua voetbal is het wat minder. Ik hoop dat we bij de eerste vijf komen en meedoen om een periode.”
“Ik weet niet of het voor de club nu al goed zou zijn om te promoveren. Misschien is dat beter over twee of drie jaar. Er zou nog heel wat moeten gebeuren voor de hoofdklasse. Maar je weet nooit, het balletje blijft rond. We moeten er wat meer voetbal in proberen te brengen. Het middenveld van Hatert kan zo in de hoofdklasse mee. We missen alleen nog een echte killer.”
Van de blessures van vorig seizoen heeft Barten geen hinder meer.
“Tot nu toe verloopt het hier bij Hatert perfect. Het was het linkerbeen, waar ik alles mee doe. Het is toch weer sterk geworden. Als het zo blijft, knoop ik er nog wel seizoen aan vast, maakt niet uit waar.”
Bron: De Gelderlander