Janssen zou zo graag alles weer kunnen

Een leven als dakdekker in combinatie met een rookver­slaving, hebben hun tol geëist. Frans Janssen is ziek. De longen van de voomalige NEC’er functioneren alleen als er dagelijks zuurstof wordt toegevoegd. Hij hoopt op een transplantatie.

De diagnose trof hem vorig jaar als een mo­kerslag. „COPD. Ik wist eerst niet eens wat het was”, zegt Frans Janssen (54). De oud- spits van NEC (1977-1991: 118 doelpun­ten in 402 competitiewedstrijden) was wat kortademig geworden, had zijn hart laten doorlichten in de Radboud („Niks gevonden, al­les was goed”), maar werd vervol­gens voor enkele longtesten door­verwezen naar Dekkerswald.

En daar stortte zijn wereld in. „Mijn longblaasjes zijn uitgerekt of op. Dat beïnvloedt de ventilatie. Ik voer steeds minder schadelijke stof­fen af. Nog maar 25 procent. Span ik me in, slaat de verzuring toe. Daalt mijn zuurstofwaarde. Word ik kortademig. Die longen, daar kunnen ze niks meer aan doen. Kan alleen maar slechter worden. Op een schaal van een tot vier zit ik in vier. Niet best dus. De ziekte sluipt er langzaam in en komt vooral voor bij rokers. En je kent me. Ik heb veel gerookt. Niet over de longen maar over mijn tenen.”

Hij lacht die bekende hese lach. En weet tegelijkertijd dat zijn le­ven als dakdekker ook niet bevor­derlijk geweest is voor zijn longen. „Dag in dag uit. Droog of nat weer. Ik zat op dat dak, hè.” Nog steeds heeft hij zijn eigen dakdek­kersbedrijf. „Maar ik hou me nu vooral bezig met de offertes. Rij de bouwplaatsen af. Daar heb ik het moeilijk mee. Want het liefst zou ik natuurlijk nog meeknallen met de jongens.” Wat hij ook mist is het voetbal. In zijn derde seizoen als trainer van vijfdeklasser SVO liet het bestuur hem weten dat het mooi was ge­weest. „ Ze gingen op zoek naar een andere trainer. Mijn contract werd niet verlengd. Ik raakte niet verbitterd. Was wel een beetje te­leurgesteld”, zegt Janssen die prompt vertrok bij de dorpsclub.

„Ik gebruik mijn tijd nu om ster­ker te worden. Fitter vooral. Want het liefst wil ik weer op dat veld staan. Training geven. Sporten is een uitlaatklep. Ik ben twaalf kilo aangekomen. En die krijg ik er niet meer af.” De eerste maanden na de diagnose waren zwaar. „Ik vond het moei­lijk om te accepeteren. Je denkt: val allemaal maar kapot. Het is toch een behoorlijk gat. Al de din­gen die je graag deed, kun je plots niet meer. ”

Hij noemt de namen van Bas Vonk en Jan Slotboom. Vrienden voor het leven. „Die jon­gens waren er van het begin af aan bij. Ik noem maar een voorbeeld: als ik thuis iets moet verbouwen, kan ik bij ze terecht. Ze staan altijd voor me klaar.” Bijna achteloos schuift hij de zuur­stofslangetjes voor de neus. Naast hem op de grond pruttelt zachtjes de zuustoffles. „ Ik kan er nu mee omgaan. Ik heb geaccepteerd dat ik niet zonder zuurstof kan. In de keuken staat een reservoir. Elke donderdag komen ze dat aanvul­len. ’s Nachts loopt er een slang vanuit de keuken, de trap op, naar de slaapkamer. Ik word wel eens wakker. Zit ik weer met een dik oog, omdat ik op die slang gelegen heb.”

Uit zijn tijd bij Dekkerswald heeft hij een vriendenploegje over­gehouden. „We zijn met z’n vie­ren. Drie COPD’ers en eentje met astma. Onze hartslag zal nooit meer op 150 komen, maar we spor­ten wel samen. Drie keer in de week. Twintig minuten op de ho­metrainer, een kwartiertje op de loopband en daarna komen de schouder, rug, buik- en beenspie­ren aan de beurt. Zo houden we el­kaar scherp.” Hij weet nog de eerste keer dat hij weer naar NEC ging kijken. „ Slan­getjes in de neus. Rugzakje met zuurstoffles achterop. Ik zag de mensen kijken. Logisch. Zelf zou ik ook zijn geschrokken.” Brede grijns. „ Zal ik je een paar leuke beelden laten zien?”, en zon­der het antwoord af te wachten, schuift hij een dvd in de speler.

Op televisie snelt Janssen met de bal aan voet langs de lijn. We zijn 24 jaar terug in de tijd. NEC – FC Den Haag, seizoen ‘ 85-‘ 86. „ Let op Hoekman”, roept Frans. Het vol­gende moment zeilt de linksbui­ten naar de voorzet van rechts om met een steenharde kopbal te sco­ren. „Ik mag er graag naar kijken”, zegt Janssen. „Kijk daar is Grim”, wijst hij naar de topscorer, die kapt en scoort. „ Altijd dezelfde be­weging, maar de verdedigers trap­ten er steeds weer in.”

Terwijl Carlos Aalbers op weerga­loze wijze scoort tegen Sparta, zegt Janssen dat hij binnenkort met de visclub deWaddenzee op gaat. „ Om half zes ’s ochtends gaan we weg en om zes uur ’s avonds verdelen we de gevangen vis hier in Café Vink. Met twintig man op de boot. Da’s een feest, hoor.” Niet alleen de hengel, ook een tweede zuurstoffles gaat mee aan boord. „ Anders red ik het niet, hè.” Over drie weken heeft hij een laat­ste gesprek met de longartsen. „Ik hoop op een longtransplantatie. Natuurlijk loop je dan risico’s. Het lichaam kan de long afstoten. Maar als het aanslaat, zou ik me zo­veel beter voelen.” Korte stilte. In zijn ogen ligt het verlangen opgesloten.

Bron: De Gelderlander

Reageer via DTH Facebook of deel via social media of mail.